het schip

Stabroek

kamerbouwjaarwerftypelengtelaadvermogenbemanningkanonnen
Zeeland1722Amsterdamhekboot145 voet900 ton180-250-
gebruiksstatus van het schip
datumreisschipper
9-1-1723
22-1-1724
30-5-1725
29-11-1726
24-1-1728
Nederland - Indië
Indië - Nederland
Nederland - Ceylon
Ceylon - Nederland
Nederland - de Kaap
Jacob de Marre
Jacob de Marre
David Kleeman
David Kleeman
Barend van der Zalm
de Reis
vannaarreisduuraantal koppen
plaatsdatumdatumplaatsdagenbemanningpassagiersoverlijden
Rammekens24-1-17289-6-1728De Kaap137180-7
De Kaap9-6-17283-7-1728vergaan24---
   Totaal161   
de Schipper
naam datumfunctieschip
Barend van der Zalmzijn ervaring24-1-1728
1-11-1728
15-1-1730
9-12-1730
schipper
schipper
schipper
schipper
Stabroek
Valkenisse
Meijenburg
Meijenburg
de Bemanning
functiesAdelborst (5), Bootsmansmaat (1), Bosschieter (30), Bottelier (1), Botteliersmaat (1), Commandeur van de Soldaten (1), Derde meester (2), Derdewaak (1), Hooploper (1), Huistimmerman (1), Jongen (4), Jongmatroos (8), Kok (1), Koksmaat (2), Konstabel (1),Konstabelsmaat (5), Korporaal (2), Kwartiermeester (6), Lanspassaat (2), Matroos (40), Metselaar (1), Onderkoopman (1), Onderkuiper (2), Ondermeester (2), Onderstuurman (2), Onderzeilmaker (2), Oploper (11), Opper(scheeps)timmerman (1), Opperkuiper (1), Oppermeester (1), Opperstuurman (1), Opperzeilmaker (1), Provoost (1), Scheepskorporaal (1), Schieman (1), Schiemansmaat (2), Schipper (1), Slotenmaker (1), Soldaat (52), Tamboer (1), Timmerman (6), Ziekentrooster (2)
bekendenAnthonij Huijssen (schiemansmaat) uit Veere, Jan van den Berge (matroos) uit Middelburg
nationaliteitenNationaliteiten aan boord van de Stabroek (24-1-1728)
Jan Delmerhorst
deze reiszijn ervaring
functiemaandbriefschuldbriefbegunstigdedatumfunctie
konstabelsmaatneeja-8-4-1718
15-2-1721
21-1-1723
5-4-1726
2-2-1727
24-1-1728
15-9-1728
30-12-1732
19-3-1735
12-11-1738
23-5-1740
15-1-1745
22-3-1746
oploper
jongen
jongen
matroos
matroos
konstabelsmaat
konstabel
konstabel(smaat?)
konstabel
konstabel
konstabel
konstabel
konstabel
inschrijvingNationaal Archief, Den Haag, Verenigde Oostindische Compagnie (VOC), nummer toegang 1.04.02, inventarisnummer 12869Soldijboek Stabroek, 1728. Opvarende Jan Delmerhorst.
lading
Over de lading van de Stabroek bij vertrek is officieel niets bekend. Van de terug gevonden lading na het verongelukken is bekend dat het is verdeeld over de volgende schepen.
lading overgenomen
door
datum vertrek
van de Kaap
waardewaarde
Meijenburg
Nieuwvliet
Delfland
Wapen van Hoorn
Hillegonda
Stadwijk
Heinkenszand
Hof Niet Altijd Zomer
Heesburg
Wolphaartsdijk
Berkenrode
25-9-1728
25-9-1728
8-11-1728
12-12-1728
19-12-1728
2-12-1728
31-12-1728
9-12-1728
22-12-1728
11-1-1729
17-4-1729


(Hƒ) 10.252-7-0
(Hƒ) 3.084-17-8
(Hƒ) 2.382-6-8
(Hƒ) 3.389-19-0
(Hƒ) 1.061-19-0
(Hƒ) 940-2-0
(Hƒ) 1.526-9-0


(Iƒ) 335.282-5-0
(Iƒ) 6.819-9-8







(Iƒ) 405-0-8
(Iƒ) 1.354-9-0
 Totaal(Hƒ) 22.638-0-0(Iƒ) 343.861-5-0
Notulen
Resolutions of the Council of Policy of Cape of Good Hope
24-6-1728Donderdag den 24 Junij 1728, voormiddags.

Alle present. [1]

Waarna ter vergaderinge verscheenen de schippers der aanweesende scheepen Meijenberg,Stabroeken Haarlem, betuijgende op afvraage van den Edelen Heer Gouverneur dat hunne onderhebbende bodems thans weederom soo verre in gereedheijd waren gebragt, dat deselve in staat souden kunnen sijn omme in 't begin der aanstaande week van hier te vertrecken; weshalven dan na gehoudene raadpleeging verstaan is dat gem. drie kielen op Sondag den 27 deeser loopende maand sullen werden gemonstert, omme vervolgens met de eerste goede wind na Batavia te kunnen reijsvorderen.

Vervolgens geleesen sijnde seekere verklaaring door de officieren van 't schipStabroekverleend, Soo is ten aansien daaruijt komt te blijken dat r op de uijt rheijse wel de quantiteijt van thien duijsend pond hartbrood van dat schip ter oorsake van de swaare gekreegene leckagie is bedorven geraakt, en derhalven in zee heeft moeten geworpen werden, ten versoeke van den schipper dier kiel, Barend van der Salm, geresolveerd dat aan hem in plaatse van het voorsz bedorven brood, weeder vijfduijsend pond rijst uijt 's Comps. dispens alhier sal werden verstrekt.

[1] 'n Gedeelte waarin drie bemanningslede op die skipStabroekbevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.23, Resolutiën, 1728-1729, p. 183.
3-7-1728Saturdag den 3 Julij 1728, 's namiddags ten een uur. Extraordinaire vergadering.

Alle teegenwoordig.

Dewijl het den Almogenden behaagt heeft 's Comps. hier ter rheede leggende scheepen met zoodanige stormwinden uijt den N.Wte. te besoeken, dat vermits de schrickelijke verbolgentheijd der daar door aangeperst wordende zee, soo even een derselver, namentlijkStabroek, op deese stranden is gedreeven, [1] en dat gemerkt den storm nog al even vinnig blijft continueeren, men diethalven tot sensibele droefheijd ook vreesen moet dat nog andere van die kostelijke bodems ('t geen God nogtans verhoeden wil) dat selfde beklaaggelijk ongeluk meede sullen komen te treffen, soo geliefden den Edelen Heer Gouverneur aan de leeden des Raads te kennen te geeven dat deselve aanstonts hadde doen te samen komen, ten eijnde in deese rampspoedige omstandigheijd van saken met malkanderen soodanige maatreegels te kunnen neemen als er ten meesten dienste der E. Comp. sullen werden vereijscht, en wel principalijk ten aansien er dog geene menschelijke hulp aan 's Comps. dierbare scheepen is toe te brengen, om voor te komen al sulke disordres en roof van 's Comps. of andere gestrande goederen als men in den jaare 1722 bij het exteeren van diergelijken ongeval heeft bevonden gepleegt en geschiet te zijn, nietteegenstaande daarteegens doenmaals insgelijx bij placcaaten was voorsien geworden; over het welke met den uijttersten aandagt gedelibereert, en de voormelte placcaaten op den 18 Junij en 29 September des voorseijden jaare 1722 ten subjecte van het rooven van gestrande goederen en andere gestelde ordres soo omtrent 's Comps. dienaren, burgers als slaven bij aldien iets diergelijx weederom mogt komen voor te vallen, alhier g'emaneert, alvorens met oplettentheijd geresumeerd sijnde, Soo is op de propositie van den Edelen Heer Gouverneur goedgevonden en verstaan dat men geciteerde placcaaten van den 18 Junij en 29 September 1722 aanstonts bij een nader placcaat sal doen renoveeren, met deese ampliatie en bijvoeging dat niemand, 't zij 's Comps. dienaar, burger, slaaf of te wie het soude mogen sijn, sig sal mogen verstouten omme buijten ordre en sonder daartoe gecommandeert te weesen op de stranden deeser plaatse te komen, veel minder eenige aangespoelde goederen te rooven of aan te roeren, op paene dat de geene die daarop sullen worden geattrappeert, sonder aansien van persoonen, en buijten forma van proces aanstonts op de stranden selfs aan daartoe opgerigte paalen sullen worden opgehangen en metterdood gestraft, en dat bij aldien zoodanige contraventeurs van deese onse beveelen sig met de vlugt souden willen salveeren, op deselve door de aan strand gecommandeerde militie met scherp sal worden geschooten, op dat sij dus dood of levendig in handen van de justitie sullen mogen geraaken, mitsgaders wijders nog dat sig de straf over het rooven van gestrande goederen soo ver sal komen uit te strecken, dat schoon men de daders eerst jaar en dag naar dato mogt komen te agterhaalen, deselve evenwel ingeval sij van het rooven van 's Comps. of andere gestrande goederen kunnen worden overtuijgt, met de koorde aan de galge sullen worden gestraft dat er de dood naarvolgt, latende voor het overige de verdere ordres bij bovengemelte placcaaten gestatueert, en wel voornamentlijk ten opsigte van de dubbelde strafbaarheijd der officieren, mattroosen en soldaten, die tot weeringe van dien gestelt sijnde, sig teegens deese onse beveelen souden mogen komen te misgrijpen, in haar geheel. Tot het neemen van welke scherpe resolutie van de daders en roovers van aangespoelde goederen op staande voet sonder aanschouw van persoonen met de dood te straffen, men dies te eerder is genoodsaakt geweest te moeten treeden om, gelijk boven aangehaalt is, te kunnen prevenieeren soodanige misgangen en plunderingen van gestrande goederen als men in den jare 1722 heeft ondervonden te sijn gepleegt, en waaromme ook op dat een igelijk sig gewaarschouwt kan houden, behalven de publicatie en affixie van het gesegde placcaat, van dies inhoude aan alle 's Comps. dienaren en burgers bij publicque trommelslag sal werden kennisse gegeven, op dat sig een ider voor schaade sal kunnen hoeden, sullende voor het overige de noodige ordres op alle saken ten meesten dienste en interest der E. Comp. gestelt worden.

[1]Stabroekis kort voor een uur die middag van 3.7.1728 deur 'n noordweste stormwind op die strand gedryf. Vgl. C.607, Dagregister, 1728-1732, pp. 146-152.
6-7-1728Dingsdag den 6 Julij 1728, voormiddags.

Alle present.

Ten aansien het zeijlvaardig leggende schip Meijenberg door stilte of teegen winden hier ter rheede nog word opgehouden, en dat men inmiddels de geldkisten van de gestrande scheepenStabroeken Haarlem nog heeft kunnen magtig werden, soo geliefden den Edelen Heer Gouverneur derhalven in consideratie te geeven of het niet met 's Comps. meesten dienst en intrest soude over een komen dat men, op dat Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeering dies te spoediger van dit geld sullen kunnen gedient weesen, de vijftien geldkisten die uijtStabroekgeborgen sijn, met bovengemelte schip Meijenberg na Batavia liet afgaan, mitsgaders de overige derthien die uijt Haarlem sijn gesalveert, met het aanweesend schip Nieuwvliet, bij aldien sig onderwijlen geen andere bequame scheepsgeleegentheijd tot de versending van deese laatste, om deselve over dit en andere scheepen te kunnen verdeelen, komt op te doen; over het welke met aandagt geraadpleegt, en in aanmerking genomen sijnde dat het overig hier vertoevende schip de Hildegonda desselfs roer in den laatsten storm niet alleen verloren, maar dat men ook bij visitatie van dien bodem bevonden heeft dat de drie bovenste vingerlingen van steeven sijn afgewrongen, sonder dat men nog verseekert is of de drie onderste meede niet sullen weesen afgebrooken, in welk geval die kiel noodwendig op de gevoegelijkste wijse naar de Saldanhabaij sal moeten worden afgesonden, om aldaar te worden gebankt en gerepareert, dewijl sulx als dan in deese bhaaij niet sal kunnen geschieden, en dat daar meede veel tijts sal heen lopen, boven en behalven dat men niet is verseekert of er in het korte wel andere 's Comps. scheepen ter deeser rheede sullen komen op te dagen, geconsidereert het lang agterblijven van Berkenroode en Steenhoven groote bedugting baardt of die bodems deesen uijthoek niet wel souden mogen voorbij geraakt weesen, bij extensie van welk geval wel gemelte Heeren der Hooge Indiase Regeering nog een geruijmen tijd van het gebruijk van het voorschreeven geld souden moeten versteeken blijven; Soo is gevolglijk goedgevonden en met 's Comps. meesten dienst en intrest over een komstig bevonden te sijn dat men ingevolge de propositie van den Edelen Heer Gouverneur de vijfthien kisten met geld vanStabroekin meergemelte schip Meijenberg sal afscheepen en daarmeede naar Batavia versenden, en dat ook de overige dertien geldkisten van Haarlem met het schip Nieuwvliet naar derwaarts sullen worden voortgesonden, ingevalle sig daartoe, gelijk boven is aangehaalt, middelerwijlen geen andere bequaame scheeps occasie komt op te doen.

...

Laastelijk geliefden den Edelen Heer Gouverneur nog te kennen te geeven dat aan Sijn Edele door den equipagiemeester, Jacobus Möller, en den schipper van dien bodem, Barent van der Salm, niet alleen was gerapporteert dat het gestrande schipStabroekgeborsten was, maar dat die kiel selfs ook gevaar liep om met de eerste harde wind of holle zee aan stuckent geslagen te sullen werden, en dat Sijn Edele daar en boven de situatie van gemelte schip selfs van strand hebbende weesen besigtigen, sulx naar alle oogenschijnelijkheijd ook in diervoegen hadde bevonden; dierhalven in overweeging gevende of het niet best soude sijn dat men om 's Comps. goederen te conserveeren, en op dat met de ontlading van gesegden bodem dies te beeteren voortgank sal kunnen werden gemaakt, op de bequaamste plaatsen gaaten in het dek, en waar het wijders over 't lighaam van het schip dienstig sal werden gevonden, deede kappen, om het goed door dat middel te spoediger te ontlossen en aan land te kunnen bergen, latende inmiddels de ontlossing van Haarlem soo lang uijtgestelt, ten aansien die kiel minder gevaar heeft om aanstoot van de zee te leijden, en dat dies ontlading bijgevolge sonder pereijkel wel soo lang sal kunnen werden uijtgestelt tot dat men eerst een eijnde metStabroeksal gemaakt hebben; over het welke met aandagt geraadpleegt sijnde, Soo is goedgevonden en gantsch noodsakelijk geoordeelt dat met het een en ander, als over een komende met 's Comps. meesten dienst en intrest, ingevolge de propositie van den Edelen Heer Gouverneur sal werden gehandelt, en dat men ook soo draaStabroekleedig sal gemaakt weesen, aanstonts sonder het minste tijd verlies met de ontlossing van Haarlem sal voortvaaren.
7-7-1728Woensdag den 7 Julij 1728, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Geliefden den Edelen Heer Gouverneur aan de Raadsleeden te kennen te geeven hoe Sijn Edele over de moetwilligheijd van het volk van het gestrande schipStabroekklagten waren gedaan geworden, met bijvoeging dat deselve moetwilligheijd soo ver ging dat het gesegde volk de vereijschte gehoorsaamheijd aan haare officieren weijgerende, 's Comps. noodige werk in het ontlossen van dien bodem daar door merkelijk soude moeten worden veragtert, en dat dierhalven door het stellen van goede ordres daar teegens noodsakelijk diende te worden voorsien, waar over dan ook met aandagt geraadpleegt weesende, Soo is, om het gemelte volk in haaren pligt te houden, goedgevonden en best gedagt dat men het selve, beneevens de manschap die op het gestrande schip Haarlem besch[e]ijden is, geduurende haar aanweesen alhier behorelijk van het gewoone 's Comps. randsoen tot haar onderhoud sal doen voorsien; en dat men wijders het volk vanStabroek, welkers ontlossing met thans onderhanden is hebbende (mitsgaders ook in 't vervolg als 't noodig gevonden word, dat van Haarlem) tot voorkoming van alle ongehoorsaamheijd en onordentelijkheeden, onder het toesigt van een bequaam officier alle avonden op 's Comps. werf alhier sal doen brengen en vernagten, alwaar de rol van het selve dan ook ordentelijk sal moeten geleesen werden, op dat sij des morgens van daar weederom aan het werk sullen kunnen worden gevoert, op paene dat de geene dewelke absent sullen worden gevonden, aanstonts sonder forma van proces door de caffers strengelijk gelaarst en in de ketting sullen worden geklonken, ten eijnde dus door het gebruijken van deese voorsorge en strafoeffening den vereijschten spoed met het bergen van 's Comps. goederen uijt de gestrande scheepen sal kunnen gemaakt werden.

Ende op dat wijders de nodige toesigt over gedagte 's Comps. goederen en effecten, en dat daarvan niets werde t' soek gebragt, sal mogen werden gehouden, Soo is op de propositie van den Edelen Heer Gouverneur insgelijx beslooten en vastgestelt dat aan de schippers der gestrande scheepenStabroeken Haarlem, Barend van der Salm en Anthonij Biermans, bij een schriftelijke ordonnantie sal werden gelast en wel expresselijk aanbevoolen dat sij goede sorge voor alle deselve 's Comps. goederen dewelke haar met hunne onderhebbende bodems door onse Heeren en Meesteren in het vaderland sijn aanvertrouwt, sullen hebben te dragen, soo van 's lands inlading, equipagie goederen, provisien, zeijlen, touwerk, staande en loopend wand, ofte wat dies meer soude mogen sijn, op paene dat bij aldien daarvan iets vermist sal worden bevonden, sij daar voor als de daaders selfs door den Heer fiscaal independent deeses Gouvernements, Adriaan van Kervel, sullen worden aangesprooken en geactioneert, mitsgr. na bevinding van saken gecorrigeert en gestraft, op dat sij sig dus door een naaukeurige betragting van haren pligt voor alle schade en ongemacken sullen kunnen hoeden.

Gelijk al verders ten eijnde de ontlossing dier kielen op het spoedigste sal kunnen werden voortgeset, op de voorstelling van Zijn Edele goedgevonden en gearresteerd is dat aan den equipagiemeester, Jacobus Möller, meede schriftelijk sal werden geordonneert van sonder de minste versuijmenisse goede sorg voor de ontlading van de verongelukte scheepenStabroeken Haarlem te dragen, so van de geene die daarin in het vaderland voor India sijn afgeladen, als van equipagie, provisie, zeijlen, touwerk, staande en lopend wand, einde wat dies meer sij, sonder sig met eenige particuliere goederen of te andere kleijnigheeden, soo als het hier bevoorens de gewoonte is geweest, eeniger wijse op te houden, maar dat hij in teegendeel de ordres hem dien aangaande door den Edelen Heer Gouverneur gegeven, of nog te geven, punctuelijk sal hebben op te volgen, op paene van anders doende als onbequaam uijt den dienst der E. Comp. sullen werden geset, en dat een ander in desselfs plaatse gestelt sal werden.
27-7-1728Dingsdag den 27 Julij 1728, voormiddags.

Alle present.

...

Vervolgens geliefden den Edelen Heer Gouverneur te kennen te geeven dat den schipper van het verongelukte schip Middenrak, Hendrik van Beek, aan Sijn Edele instantelijk hadde versogt om met het gemelte theeschip Meerlust naar het vaderland te mogen overvaaren, dewijl door hem omtrent sijnen verongelukten bodem dog niets meer ten dienste der E. Comp. konde werden uijtgevoert ofte werkstellig gemaakt, en dat hij genoegsaam alles verlooren hebbende, alhier niet veel langer middelen van subsistentie soude kunnen vinden; weshalven den Edelen Heer Gouverneur daarneevens in consideratie gaf of het selve versoek om dien man een weijnig in sijn ongeluk te gemoet te komen, niet soude behoren geaccordeert te worden; over het welke gedelibereert en in aanmerking genomen sijnde dat gesegden schipper Van Beek alhier effectivelijk niets meer ten dienste der E. Comp. uijtvoeren kan, Soo is gevolglijk goedgevonden en beslooten dat men hem ingevolge sijn gedaan versoek, dog egter in conformité der ordres met stilstand van gagie, met het schip Meerlust naar het vaderland sal laten vertrecken, sullende nogtans alvoorens door hem en desselfs boekhouder, mitsgaders door de schippers en verdere officieren van de gestrande scheepenStabroeken Haarlem, een ordentelijke verklaring voor gecommitteerdens uijt deesen Raad noopens den toedragt van het aan haar overgekomen ongeluk moeten werden gepasseert en gegeven, welke verklaringen men insgelijx met het aanweesend theeschip naar 't vaderland sal laten overgaan, gelijk ook bij naast volgende scheeps geleegentheijd de schippers en stuurlieden van gedagte scheepenStabroeken Haarlem, in selver voegen volgens de ordre met stilstand van gagie naar derwaarts sullen worden overgesonden.

Wijders is op het voordragen van den Edelen Heer Gouverneur ook beslooten en noodsakelijk geoordeelt dat men de in de Saldanhabaij vertoevende Engelsche geldvisschers, Ritsart Boun en William Holdits, met den hoeker Zeelandia naar herwaarts sal laten te rugge komen, op dat door haar ten spoedigsten soo dra de gesteltheijd van weer en wind sulx sal willen toe laten, een aanvank met het visschen na de verloorene contanten van het schip Middenrak sal kunnen werden gemaakt, ten welken eijnde haar ook sal werden aangeschreeven dat sij de pont en verdere bij haar hebbende visch en duijkelaars gereedschappen neevens de manschap ook naar herwaarts sullen moeten op en meede brengen, om alhier tot dat gebruijk te kunnen dienen; maar dat wijders het door haar ginder op geslagen huijsje onafgebroken soo als het sig tegenwoordig bevind, aldaar sal moeten werden gelaten, gelijk meede de verdere goederen die tot hunne lijfberging neevens die van het overige bij haar sijnde volk hebben gedient, of het sake was dat men het in 't vervolg dienstig oordeelden dat sij na gedaan werk alhier weederom na de Saldanhabaij souden moeten werden afgesonden, om het visschen aldaar nogmaals te hervatten, sullende het selve huijsje en verdere ginder blijvende goederen inmiddels onder het opsigt en ter verantwoording van den in de gemelte baaij posthoudende corporaal moeten werden gelaten.

Ende ten aansien de wijnen, bieren en verdere dranken uijt het gestrande schipStabroekteegenwoordig voor het meerengedeelte gelost, en hier ten Casteele gebragt sijn, Soo is insgelijx goedgevonden en dienstig geagt dat men deselve als nu ingevolge het raadsbesluijt van den 6 deeser maand, door de daartoe gestelde gecommitteerdens sal laten nasien, proeven en peijlen, en dat de geene die te veel wan ofte andersints bedorven en tot het vervoeren onbequaam sullen werden bevonden, ten eersten bij publicque vendutie tot het meeste voordeel der E. Comp. sullen werden verkogt en te gelde gemaakt.
31-8-1728Dingsdag den 31 Augustus 1728, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Den schipper, stuurlieden en verdere officieren van het gestrande schipStabroekaan den Edelen Heer Gouverneur op 't eerbiedigst versogt hebbende dat aan haar geduurende haar aanweesen alhier het gewoone costgeld tot derselver noodige subsistentie volgens het voorbeeld van den jaare 1722 mogte toegevoegt werden; Zoo is op het voordragen van Zijn Edele ten aansien die luijden dagelijx wanneer het vereijscht werd nog in den dienst der E. Comp. moeten werden gebruijkt tot het helpen ontlossen van 's Comps. goederen uijt haaren verongelukten bodem, derhalven goedgevonden en verstaan dat het gemelte versoek sal werden geaccordeert, en dat gevolglijk aan haar soo lang zij ter deeser plaatse noodwendig zullen moeten blijven vertoeven, sullen werden verstrekt zoodanige kostgelden als alhier aan andere van die qualiteijt bij extensie van diergelijke ongevallen, en nog jongst aan de officieren van de in den jaare 1722 verongelukte scheepen tot haar onderhoud zijn afgegeven geworden.
21-9-1728Dingsdag den 21 September 1728, voormiddags.

Alle tegenwoordig, uijtgesondert den ondercoopman en cassier, Christoffel Brand. Sijn op ordre van den Edelen Heer Gouverneur ter vergaderinge verscheenen de schippers der aanweesende scheepen Stadwijk en de Spiering, dewelke op afvraging van Zijn Edele hebben betuijgt dat sij van alles behoorelijk voorsien sijnde, oversulx op Donderdag den 23e deeser maand in staat en gereetheijd van vertrek zouden kunnen weesen, weshalven dan ook goedgevonden en verstaan is dat die bodems ten gemelten dage sullen werden gemonstert en van hier gedemitteert.

Waarna geleesen zijn geworden de advisen en berigten met den nu onlangs g'arriveerden hoeker de Zeepost alhier aangebragt, over welkers inhoude gedelibereert weesende, is goedgevonden en ten meesten dienste der E. Comp. noodig geoordeelt dat men gedagten hoeker ten eersten sal doen visiteeren, en het gebrekige daar aan herstellen, en dat denselven dan wijders op het spoedigste weeder in gereetheijd sal werden gebragt om naar derwaarts te kunnen retourneeren, gelijk meede dat den bregantijn Victoria bij aldien dat kieltje ondertusschen komt op te dagen, insgelijx soo ras mogelijk sal werden vervaardigt om die vojagie in selver voegen te kunnen onderneemen; sullende inmiddels met geciteerden hoeker de Zeepost na die residentie in voldoening van den gedanen eijsch der bediendens werden versonden soo veel goederen als men eenigsints sal kunnen bijbrengen, en de scheeps ruijmte sal willen toelaten, mitsgrs. 45 militairen, 25 a 30 mattroosen, een smit, een of twee scheepstimmerlieden, ingeval die alhier te missen zijn, waarover den equipagiemeester, Jacobus Möller, sal werden gehoort, den oppermeester van het verongelukte schipStabroek, dewelke ten dien eijnde voor zijn oude qualiteijt en gewonnen hebbende gagie van heeden af te reekenen weeder in dienst der E. Comp. zal werden aangenomen, en daar en boven nog een ondermeester, het sij van het schip Haarlem ofte uijt dit Gouvernement, na dat denselven best te missen sal weesen, beneevens den adsistent, Harmanus Jager, en den pl. dito, Johannes Keijts, alle om haar dienst op Rio de la Goa behoorelijk te presteeren, sijnde bovensdien onder de gesonden staande te werdende militairen ook een bequaam cooperslager, zoo dat daarmeede het gerequireerde der bediendens soo bij het nu ontfangene als haar voorig schrijvens, genoegsaam ten vollen sal werden voldaan.
5-10-1728Dingsdag den 5 October 1728, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

...

Den Wel Edelen Gest. Heere Pieter Gijsbert Noodt, Gouverneur in loco &a. &a., ons ondergeteekende hebbe gelieven te committeeren omme nauwkeurig te ondersoeken wat voor gebreeken zig aan de boegspriet van het hier ter rheede leggende schip Heesburg mogte bevinden, en ook de voorsteng van het schip Heijnkensand, zoo verklaaren wij naar gedaane ondersoek bevonden te hebben dat de boegspriet van de eerstgen. bodem ten eenemaal aan stuckent en onbruijkbaar is bevonden, waar door hij van een andere moet werden versien, daartoe vereijst een ps. masthout van 22 palm, twee ps. wangen, als een ps. van zijn selven en een ps. van het schipStabroek, een halve ekeplank [5] van 4 dm., vier greene deelen van 2 dm., hondert en tagtig lb. spijkers; als meede het schip Heijnkensands voorstengh ten eenemaal onbequaam bevonden, in diesselfs plaats gestelt een waarloose steng van het gestrande schipStaabroek.

Gedenkende hiermeede UE. Wel. Edelens ordres te hebben voldaan, zoo dient deese voor onderdanig rapport. (Onderstond) Cabo de Goede Hoop, den 2 October 1728. (Was geteekent) J. Möller, Anth. Biermans, An. Centsen, J. J. v. d. Schilde, Evert de Boer, Pieter Kroesse. (In margine stond) Waarmeede comvermeere [sic]., (en geteekent) Ns. Anderson, J. de Marre.

Komende daar bij te blijken dat het schip Heesburg noodsakelijk van een nieuwe boegspried, en het schip Heijnkensand van een andere voorsteng heeft moeten werden voorsien, geevende den Edelen Heer Gouverneur daarneevens te kennen dat Zijn Edele om die bodems niet op te houden, en om haar dies te spoediger in gereetheijd van vertrek te kunnen brengen, bereijts ordre tot het versorgen en klaar maken van het een en ander hadde gestelt, en dat ook het geborgen rondhoud van het verongelukte schipStabroekvoor soo veel het was te pas gekomen, daartoe ten meesten menagie voor de E. Comp. hadde doen emploijeeren, het welk als een gantsch dienstige saak is aangemerkt, zullende met het verorberen van het gedagte rondhout vanStabroekomtrent andere benodigde 's Comps. scheepen insgelijx soo lang het kan toereijken, werden voortgevaaren.
2-11-1728Dingsdag den 2 November 1728, voormiddags.

Alle present, behalven de Heeren Adriaan van Kervel en Johan Thobias Rhenius, benevens den ondercoopman, Rijk Tulbagh.

...

Den Wel Edelen Gestr. Heer Pieter Gijsbert Noodt, Gouverneur in loco &a. &a., ons ondergetekende hebben gelieve te committeeren omme nauwkeurig te visenteeren de groote marsijlraa van het hier ter rheele leggende schip de Vis, wat gebreken daar aan mogte zijn, verclaare naar gedaane visentasien bevonden te hebben dat de gemelte rhaa aan stucken en onbequaam is, waar door in dies plaats is gestelt een pl. voormarsijl raa van 't gestrande schipStabroek, die daartoe bequaam is bevonden

Gedenkende hiermede aan de geeerde ordres van UE. Wel Edelens te hebben voldaan, soo dient deese voor een onderdanig rap[p]ort. (Onderstond) Cabo de Goede Hoop, den 28 October 1728. (Was geteekent) Js. Möller, Dk. Goudberg, Jurriaan Popta, Abram Abramsen, Maarten van Meppelen. (Ter zijde stond) Waarmeede comvermeere [sic], (en geteekent) Lk. Verburgh.

En dewijl daaruijt komt te blijken dat gem. schip de Vis van een nieuwe rha heeft moeten werden voorsien, en dat daartoe een diergelijk hout van 't gestrande schipStabroekis g'emploijeert geworden, zoo heeft men sulx als een gantsch nodige saak aangemerkt, en derhalven voor wel gedaan gehouden.
20-1-1729Donderdag den 20 Januarij 1729, voormiddags.

Alle present, behalven den oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, de Heer Jan de la Fontaine, door indispositie.

Door den schipper van het verongelukte schipStabroek, [1] Barent van der Salm, nevens den opper ende verdere stuurlieden van dien bodem, Jan van Male, Huijbert op den Dijk, Pieter van Twist en Cornelis van de Woestijne, versogt zijnde dat aan haar, dewijl sij ten dienste der E. Comp. hier nu niets meer kunnen verrigten, mogte werden geaccordeert om met de aanweesende retourvloot naar het vaderland te mogen vertrecken; Soo is haar hetselve, dog sonder winning van gagie toegestaan, gelijk meede ten versoeke van gemelten schipper Van der Salm aan hem gepermitteert is om naar derwaarts te mogen meede neemen desselfs met hem uijtgekomene jonge, Johannes Sandersz.

...

[1]Stabroekis op 3.7.1728 in Tafelbaai op die strand gedryf, maar is weer vlot gemaak en na Saldanhabaai gestuur vir herstelwerk. Op 4.12.1728 het die skip egter weer met groot lewensverlies in Tafelbaai vergaan. (Vgl. die inleiding in S.A. Argiefstukke, Kaap nr. 7, p. xxiv.)
3-3-1729Donderdag den 3 Maart 1729, voormiddags.

Alle present, behalven den Heer fiscaal independent, Adriaan van Kervel, door indispostie.

...

Na het welke ter vergaderinge binnen quam den Engelschen duijker, William Holdits, soo uijt sijn eijgen als uijt name van desselfs macker, Ritzart Boun, die uijt hoofde sijner indispositie niet in Raade had kunnen verschijnen, te kennen gevende dat door haarlieden alhier niets meer ten dienste der E. Comp. omtrent hetduijken en magtig werden van eenige goederen uijt het wrak van Stabroek of de andere wracken der hiergestrande scheepen konde werden verrigt of uijtgevoert, en dat sij ook na alle vleijt en moeijte daartoe te vergeefs aangewend te hebben, vrijmoedig konden betuijgen dat het na haare gedagten een volslagen onmogelijkheijd was dat men door eenige menschelijke kunst of uijtvinding ooijt iets van de contanten of andere goederen die met het schip Middenrak sijn verlooren geraakt, soude kunnen recouvreeren, versoekende derhalven dat aan haar mogt werden gepermitteert om met een der aanweesende retourscheepen na het vaderland te mogen vertrecken; over het welke met aandagt gedelibereert, en aangemerkt geworden sijnde dat sij gevolglijk alhier van geen nut in den dienst der E. Comp. meer konden sijn, soo heeft men dan ook geen swarigheijd gemaakt dat versoek te accordeeren, sullende de gemelte Engelsche met het schip Everswaard naar derwaarts versonden, en aan haar navolgens de ordre ter handen gestelt werden een verklaring van soodanige goederen als door haar naar het vertrek van Mr. Letbrithge alhier sijn opgevischt, bestaande deselve eenelijk in een swaar anker van 2,560 lb. van het schip Middenrak, sijnde tot gebruijk bequaam, een do. van dienselfden bodem met een arm, kunnende niet anders als tot ballast gebruijkt werden; vanStabroek:39 seugen kleijn loot, weegende tesamen 5,344 lb., 65 staven ligt platijser wegende tesamen 2,571 lb., 1 vat spijkers wegende tesamen 586 lb. netto.

Maar dewijl de gedagte Engelsche sig voor het overige seer gemackelijk lieten vinden om de twee duijkel machines met de daartoe gehoorende gereedschappen, die door geciteerde Letbrithge hier agtergelaten en door haar seedert sijn gebruijkt geworden, alhier te laten verblijven, Soo is daarom ook best gedagt dat men deselve ter deeser plaatse aanhouden en onder den equipagiemeester, Jacobus M#246;ller, sal laten blijven berusten, om sig daarvan bij onverhoopte benoodigtheijd of voorvallende geleegentheeden te kunnen bedienen, wanneer eenige van 's Comps. eijgene dienaren door de te stellene ordre van den Edelen Heer Gouverneur sig bequaam gemaakt sullen hebben om daarmeede te kunnen duijken en onder het water te gaan.
Opmerkingen
familielid• Hij is op 25 augustus 1727 aangekomen in Nederland en vertrekt 24 januari 1728 weer. Hij is dus vijf maand in Nederland geweest.
• Het is de derde keer dat hij naar de Oost vertrekt.
• Hij is nu opgeklommen tot konstabelsmaat. Dat wil zeggen Tweede kanonier.
• De Stabroek en de Haarlem vergaan tijdens een winterstorm op 3 juli terwijl het 24 dagen voor anker ligt in de Tafelbaai bij de Kaap. Bij de ramp komen 22 personen om het leven. Jan overleeft en stapt op 15 september over op het schip de Hillegonda om de reis te vervolgen.
• Tussen juli en september zijn er meerdere schepen richting Batavia vertrokken. Dat hij niet opstapt duidt op een van de volgende mogelijkheden (a) Jan is bij de ramp gewond geraakt en was herstellende, (b) hij heeft meegwerkt aan het herstel van het schip Stabroek in Saldana bay, (c) hij heeft zijn beurt moeten afwachten voordat er op een schip plaats was voor hem.
• Wrang is dat hij deze reis geen 'begunstigde' heeft opgegeven. Was Jan bij de ramp om het leven gekomen, dat had de achtergebleven familie nog lang op achterstallig loon kunnen wachten.
schip• De Stabroek heeft twee keer eerder de oversteek naar Indië en terug gemaakt. Deze reis er er lekkage. Misschien dat het schip voor reparatie daarom vrij lang voor anker lag. Op 3 juli vergaat het. Over de Haarlem lees ik dat geprobeerd is het te herstellen. Over de Stabroek lees ik dat niet en van meet af aan zal duidelijk geweest zijn dat herstel niet mogelijk was.
schipper• Voor zover ik kan terug vinden is dit de eerste reis voor Barend van der Zalm. Hoe hij aan zijn ervaring komt om direct door de VOC als schipper te worden ingezet, is mij niet bekend.
• Op 24 juni 1728, nog voor de scheepsramp dus, wordt de schipper gecompenseerd voor geleden schade tijdens de reis. Door lekkage is 5.000 kilo hartbrood bedorven geraakt en moetst overboord worden gezet. Hiervoor in de plaats krijgt hij 2.500 kilo rijst aangeboden. (databases.tanap.net).
• Op 7 juli 1728 worden de schippers van beide verongelukte schepen verantwoordelijk gesteld voor roof van (aangespoelde) lading (bron:databases.tanap.net). Mogelijk gold dit het meest voor de Haarlem omdat de lading uit het schip gehaald moest worden opdat het nog gerepareerd kon worden.
• Op 20 januari 1729 verzoeken de schipper en stuurlieden om huiswaarts te mogen keren (bron:databases.tanap.net).
reis• De reisduur van Nederland naar de Kaap was vrij lang, maar dat heeft niets van doen met de ondergang van het schip.
• Tijdens de reis bederft 5.000 kilo brood dat overboord wordt gezet. Mogelijk is hierna het eten op rantsoen gezet.
• Er worden 7 sterfgevallen gemeld aan boord. Bij de scheepsramp in juli overlijden ten minste 22 personen, waarvan 6 uit Middelburg. Hiervan staan 19 geregistreerd met de combinatie 'overleden' en 'de Kaap' en 3 staan geregistreerd met de combinatie 'schip vergaan' en 'Stabroek'.
bemanning• Dit is de tweede keer dat Jan en Anthonij Huijssen samen varen. Eerder deden ze dat al op de Wickenburg in 1726. Overigens Zal Anthonij deze reis aan boord op 23 mei 1728 overlijden.
• Dit is de tweede keer dat Jan en Jan van den Berge samen varen. De eerste keer is op de Wickenburg in 1726.
• Het is onbekend of het schip bewapend was. Het moet haast wel want er worden áán konstabel en vijf konstabelsmaten gemeld onder de bemanning. Daarnaast zijn er 52 soldaten aan boord. Waarschijnlijk zullen deze in Batavia achter blijven.
lading• Over de lading van de Stabroek bij vertrek is niets bekend. Van de terug gevonden lading na het verongelukken is bekend dat het is verdeeld over andere schepen.• Daarmee is van de oorspronkelijke lading van de Stabroek voor ongeveer (Hƒ) 275.088 gered en als nog naar Batavia verscheept
konvooi• De Stabroek en Meijenburg varen in konvooi naar De Kaap. Bij aankomst ligt de Meijenburg een dag voor.